Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want het geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, in de [12]negende maand, [dat] zij een vasten [13]voor des HEEREN aangezicht uitriepen, allen volke te Jeruzalem, mitsgaders allen volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem [14]kwamen. 12. Van het lopende jaar, genoemd [in het kerkelijke jaar] de maand Chisleu of Casleu, passende op onzen November en December. 13. Om in zijn huis voor Hem belijdenis te doen van zonden en Hem om genade te bidden, waartoe het vasten een dienstig hulpmiddel was. Maar wat God van het vasten der goddelozen en huichelaars hield, zie daarvan Jes.58:3,4,5, enz. 14. Of, gekomen waren.